top of page

Lagos de covadonga

1134M || 17-09-2019

Lagos de Covadonga. Covadonga… het betekent niets en zegt alles. CO-VA-DON-GA! Je zal er maar tegen op moeten fietsen. Dat wil je niet. Nog zonder het hoogteprofiel te zien of vorm te peilen, je voelt aan alles dat dit pijn gaat doen. Voor een boodschapje fiets je over elke willekeurige ‘weg’ of ‘laan’ (ook als het regent), een ‘hupeldepup-...berg’ in Limburg doe je met je ogen dicht en een Italiaanse ‘via’ pak je even mee naar je espresso. Maar Covadonga.. Alleen al bij de klank proberen je kuitspieren zich te verschansen.

 

En tegen die Lagos de Covadonga moeten wij dus op. Vroeg of achterin de veertig. 

 

06.45 uur, mijn S8 maakt me wakker zoals zeven uur geleden overeengekomen. Traditioneel bevatten onze tripjes zeker één logistieke ‘uitdaging’. In een busje over twee cols van de buitencategorie, om bij een volgende berg-uit-het-boek te komen? Niemand die er nog vragen over stelt. Paar uurtjes in de auto, door tunnel met maffia prijzen, om nog steeds in de bergen te zijn? Ook geen bezwaar meer. Als je dan achter de laptop zit te bedenken hoe je vanuit Oviedo in de volgende bergketen (Picos de Europa) uitkomt, is een heenreis met de trein en terug op de fiets helemaal niet zo’n gekke gedachte. Vervolg; route bouwen, in de groepsapp gooien, klachten afwachten. Geen klachten? Plan uitvoeren! 

 

En zo gebeurd het dat je voor dag en door dauw in een Caddy busje naar het treinstation van Oviedo speert. In de naastgelegen parkeergarage uitstapt in je lycra, fietsen uitpakt, shirtjes vol propt en bij het opkomen van de zon de stationshal in rolt. Na anderhalf uur de beentjes omhoog bereikt de stoptrein Arriondas en begint de dag pas echt. Een koffie, cola, broodje en eerste klim later rijden we Cangas de Onis in, waar we rechts de prachtige Romeinse brug zien die de routebouwer al door Streetview  in het vooruitzicht was gesteld. Terwijl de foto’s worden gemaakt nemen Erwin en Erwin nog even snel de aanstaande Covadonga door. Waar begint hij eigenlijk vraagt Jetze, “Eh in Cangas de O… ah precies hier dus!” wordt mijn antwoord als ik nog eens goed naar het klimprofiel kijk. Maar veel meer nog dan het begin is het einde een vraagteken, daarvoor ontbreekt namelijk het detail in hetzelfde klimprofiel uit het door ons zo serieus genomen Mountain High boek. De finish is een zwarte stip op een kaartje zonder referentie. Ondersteund met filmpjes van Vuelta aankomsten gecombineerd met Streetview en Strava hebben we daarom een gezamenlijke finish gekozen. 

 

Ratelen van ketting Visser. 

 

De eerste kilometers zullen steeds iets valser plat zijn. Ik maak een voorzichtig tempo en hoewel de top en het klim geweld nog ver van ons verwijderd zijn weet ik dat mijn schoenen niet meer aan de grond mogen. Vlak voor het plaatsnaambordje ‘Torin’ word ik voorbij gespurt door Robert. Wielrenners kennen dit fenomeen, normale mensen niet. Het lijkt mij het beste dit ook zo te houden. Robert laat de benen weer stil maar wordt door de anderen terug op kop gedwongen, net een stoere Zeeuw, nu een stoere Zeeuw. En zo rijdt hij kilometers op kop, met in zijn wiel drie renners in de wachtkamer. Even voor het plaatsje Covadonga zelf wordt er voor het eerst aan de boom geschud, Robert valt eruit. Jetze neemt mij over en schud nog harder. Mijn hartslag vliegt omhoog en Erwin V begint wat te bungelen (een proces wat kilometers kan voortduren). 

Tijdens de afgelopen dagen zoek ik naar mijn herkenbare vorm, maar vind deze maar deels en in grillig vorm. Toch heb ik mijzelf gisteravond na de klim naar Alto del Naranco een belofte gedaan, al kijk ik scheel op de top, de Covadonga wordt van mij. En daarom bijt ik mij vast in het wiel van Jetze. Neem het over en wordt weer ingehaald. Bocht na bocht, omhoog en hoger. Ik hijg, zweet en houd het tempo en mijn hartslag hoog. Erwin V is na een bijna comeback nu echt uit het zicht verdwenen. Jetze vreet gelletjes, neemt flinke teugen uit zijn bidon en hijgt. Hier wordt gewerkt. Wie gaat er vandaag als eerste aan? 

 

Ik sleur op kop en naast ons zien we twee Spanjaarden met een gestrande racefiets ondersteboven op de weg. Ze vragen iets aan ons. Ik roep egoïstisch; “No comprende!”, nog snel voeg ik er een “sorry” aan toe. Beste anonieme wielrenner, ik zal altijd voor je stoppen om te helpen. Maar niet nu! 

 

Het stuivertje wisselen lijkt geen einde te krijgen. We blijven elkaar pijn doen. Het stofje ‘plezier’ wordt al kilometers niet meer aangemaakt. De wind beukt onverminderd op ons in. Covadonga voelt in alles oncomfortabel. Als we het bos achter ons laten komen op de lange stijle doordraaiers in het steeds kalere landschap. De inmiddels bekende koeien en stieren worden afgewisseld door een kudde geiten, ze staan midden op de weg. Precies in die bocht komt nog een andere kudde op ons af, een bus met toeristen. Ik voel lichte paniek. Tussen de bus, geiten en het vangmuurtje zit nog minder dan een meter ruimte. Mijn voet wordt al zwaar.. Ik gebaar driftig naar de chauffeur, een handbeweging waarmee ik zoveel wil zeggen als.. HOUD IN GODSNAAM RUIMTE! De bus stopt met rollen en Jetze en ik duiken in het gaatje. Een volgende kudde geiten en een kleine file toeristenbussen brengen ons van de lijn, maar niet uit het ritme. 

 

Om in een nieuwe fase van ons gevecht te belanden. We blijven om beurt op kop rijden. Hoewel Jetze soms een klein gaatje moet laten, komt hij steeds weer terug. Op mijn beurt moet ik steeds vertrouwen dat het geweld wat ik voor mij zie rijden zal minderen, om me tot die tijd met een gierende hartslag in het wiel vast te bijten. Het plezier is nu volledig uitgedroogd. Maar kraken doen we beide niet. Dan pakt Jetze een nieuw item uit de trukendoos, hij gaat op het randje van de weg rijden. Waardoor ik ook volle tegenwind moet pakken, als ik niet door de berm wil fietsen. Omdat de volgende bocht naar links draait en de binnenkant daarvan is bekleed met rots, duikt de sympathieke vijand toch maar naar de veilige rechterkant. Om na de bocht weer meer vijand dan sympathiek te worden. Het doet me niet kraken. Ik neem over en probeer licht te versnellen. Hij springt weer op mijn wiel. Dit heeft geen zin met deze tegenwind. Ik stuur helemaal naar buiten, gevolgd door een volgende truck. Sur place. Ik verbreek ons zwijgen; “He Jetze, jij hier?”. Hij begint te lachen en kijkt me aan, “Ja, jij hier ook?”. 

 

Weer terug in onze rol probeert Jetze na een korte afdaling een gat te trekken als de weg weer omhoog loopt. Dit lukt hem niet. Mijn intuïtie wil nu meteen versnellen, nu hij net een flinke inspanning heeft gedaan. Toch doe ik het niet. Ik wacht. Even later zie ik dat het nog zo’n 100 hoogtemeters zijn tot de laatste korte afdaling. Vanuit Jetze’s wiel spring ik met volle inspanning bij hem weg. Zo’n negen procent hier. Ik heb een gaatje. Het gaatje wordt een gat. Ik kijk nogmaals om en zie ook Jetze op de trappers staan (noot; in het Vlaams mag je trappers zeggen als je pedalen bedoelt). Daarmee wordt het gat weer een gaatje. Met volle verzuring ga ik nogmaals staan, en nogmaals. Er blijven zeven tellen tussen ons in staan. De wind is hier vol tegen. Nog een paar meter omhoog, ik zoek nogmaals de donkerrode zone op. De weg gaat nu naar beneden, de wind trekt en duwt vol tegen mijn huurfiets. Even tik ik licht mijn remmen aan, ik voel Jetze dichterbij komen. Voor ons een chicane met ditmaal loslopende toeristen. Ik schreeuw zo vriendelijk mogelijk dat ze vamos moeten, rem weer iets en vlieg er tussendoor. Daar komt het laatste stukje omhoog. We zijn al voorbij het Strava segment, maar geen twijfel over de afgesproken finish. Ik neem de daalsnelheid mee omhoog en zet vol de eindsprint aan. De laatste bocht is scherper dan ik dacht.. ik tik weer zachtjes tegen de remhendels en hou de bocht maar net. Ik kijk nogmaals om en zie een komeet langs mij slaan. Ik zet nogmaals aan maar kan zijn wiel onmogelijk pakken (hij fietst zich op dit laatste segment in de top10, tussen uitsluitend profs!). Ik ben helemaal uitgepierd. En maak de laatste tien meter alleen nog genoeg snelheid om niet om te vallen. De Covadonga is voor Jetze. 

 

Ik fiets naar de over zijn stuur hangende mafkees toe en feliciteer hem. Wat we dan tegen elkaar zeggen weet ik niet meer, en zo hoort het ook. Krap vijf minuten later komt V in een hele andere beleving boven. Met een glimlach en een dicht shirtje. Hij heeft genoten van de klim en het ging verrassend makkelijk. Even later komt ook Robert boven. Hij heeft meer van de klim gezien dan wij en we mogen geloven dat het fantastisch was. Samen dalen we af en kunnen we hem gelijk geven. 

 

In een interview met Tom Dumoulin las ik ooit dat amateurwielrenners volgens hem niet begrijpen wat pijn lijden is. Dat ze wel denken te weten wat een prof voelt, maar dat die gedachte eigenlijk belachelijk is. Toch heeft Lagos de Covadonga me 56.20 minuten pijn gedaan, gevolgd door 24 seconden doffe ellende in de eindsprint. Jetze en ik wisten beide dat we elkaar pijn zouden doen, zonder het vooraf uit te spreken. Prima mening Tom, maar ik claim toch een indruk te hebben gekregen van de mindfuck dat wielrennen heet. Wat een verdomd mooie sport. Auw!

bottom of page